Spring naar inhoud

Onderzoek

Binnen Mesdag wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan met als doel onze zorg en behandeling steeds verder te verbeteren (effectiever en efficiënter te maken). Hierbij werken we samen met andere nationale en internationale forensische instellingen, hogescholen en universiteiten. Onze onderzoekers delen hun kennis in Nederlandse en internationale vaktijdschriften en leerboeken. Daarnaast geven de onderzoekers trainingen, colleges, lezingen en workshops over hun onderzoek, onder andere op Nederlandse en internationale symposia. Soms wordt er voor wetenschappelijk onderzoek informatie gebruikt uit het patiëntendossier. Dit mag alleen onder strenge voorwaarden:

  • De verwerking van persoonsgegevens is noodzakelijk voor het doel van het onderzoek;
  • Het onderzoek dient een zwaarwegend algemeen belang;
  • Bij de uitvoering van het onderzoek wordt gewaarborgd dat de persoonlijke levenssfeer van patiënten niet onevenredig wordt geschaad;
  • De patiënt heeft geen uitdrukkelijk bezwaar gemaakt tegen de verstrekking van zijn persoonsgegevens.

Persoonsgegevens die gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek worden altijd geanonimiseerd of gepseudonimiseerd. Hierdoor zijn ze niet direct tot specifieke personen te herleiden. Een (ex)patiënt mag bezwaar maken tegen het gebruik van zijn patiëntgegevens voor wetenschappelijk onderzoek. Dit kan hij/zij kenbaar maken door een mail te sturen naar privacy@fpcvanmesdag.nl

Er wordt gewerkt aan een nieuwe website. Vanwege de tijdelijkheid van deze website is onderstaande informatie slechts een beknopte weergave van de meest actuele onderzoeken. Voor meer informatie neem contact op met één van de onderzoekers via ondergenoemde contactgegevens.

Hieronder een overzicht van de lopende onderzoeken.

Routine Outcome Monitoring is simpel gezegd het regelmatig meten van behandeldoelen, zoals het verminderen van de kans op recidive. In de Mesdag hebben we daar verschillende methoden voor:

  • Risicotaxatie-instrumenten
    Om in te kunnen schatten of een patiënt veilig op verlof kan of kan terugkeren naar de samenleving werken we met zogenaamde risicotaxatie-instrumenten. Dit zijn wetenschappelijk onderbouwde vragenlijsten waarmee je kunt inschatten hoe groot de kans is dat een patiënt opnieuw een ernstig delict zal plegen. Risicotaxatie is een verplicht onderdeel van het verlofbeleid.
    De kwaliteit van de risicotaxaties is structureel onderwerp van onderzoek, zodat we de risico’s steeds beter kunnen ‘voorspellen’. In FPC  Mesdag maken we gebruik van het mede in de Mesdag ontwikkelde risicotaxatie-instrument de HKT-R. Voor zedendelinquenten gebruiken we aanvullend de Static, Stable, Acute (SSA).
  • Instrument voor Forensische Behandel Evaluatie (IFBE)
    Het Instrument voor Forensische Behandel Evaluatie (IFBE) is ontwikkeld in de Mesdag om relevant gedrag van dichtbij te kunnen monitoren. Het doel van het IFBE is de behandeling van elke individuele patiënt op een gestructureerde en multidisciplinaire wijze te evalueren. Alle betrokken behandelaars van een patiënt vullen het IFBE over de patiënt in. Dit doen zij voorafgaand aan elke behandelbespreking en onafhankelijk van elkaar. Uit onderzoek blijkt onder andere dat het IFBE kan bijdragen aan het voorspellen van intramuraal geweld op korte termijn voor de verschillende (diagnostische) doelgroepen binnen de tbs.
  • IFBE-Zelfrapportage (IFBE-Z)
    Naast het IFBE dat het team invult, is er ook een patiëntenversie van het IFBE; de IFBE-Z. Patiënten kunnen daarop zelf aangeven welk gedrag ze vinden dat ze de afgelopen periode hebben laten zien. Deze scores worden vergeleken met de teamscores; de uitkomsten kunnen behulpzaam zijn bij het samen doelen stellen voor de behandeling (shared-decision making).  

Contactpersoon: dr. Erwin schuringa, e.schuringa@fpcvanmesdag.nl

Ernstige gedragsproblematiek, die leidt tot incidenten tijdens de behandeling, verstoort het behandeltraject. Dit is ongunstig voor het leef- en behandelklimaat en zet de interactie tussen patiënt en behandelaars onder druk. Het voorkómen en verminderen ervan is dus belangrijk. Dit kan door vroegtijdig signalen te herkennen die agressie ‘aankondigen’. Elke individuele patiënt bepaalt met zijn sociotherapeut-mentor de signalen die het ontstaan van gedragsontregeling aankondigen. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de zogenaamde ‘44-item lijst’ [FESAI], dat een beschrijving is van 44 te onderscheiden vroege waarschuwingssignalen binnen 14 categorieën. De ERM-werkwijze staat beschreven in het het protocol ‘Methode ERM-Vroegsignalering’. De signalen worden vervolgens beschreven in het bijbehorende signaleringsplan. Met dit plan kan het gedrag gemonitord worden op het optreden van vroege waarschuwingssignalen, en tijdig acties ondernomen worden ter preventie van verdere ontregeling en uiteindelijk stabilisatie van gedrag.

In Portugal is onderzoek gestart hoe ERM in ‘mental health care’ toepasbaar en effectief kan zijn bij adolescenten met agressie problematiek. 
De ERM methode wordt ook toegepast in FPC’s in België, Duitsland en Noorwegen. Daarnaast wordt ERM ambulant toegepast en in Begeleid Wonen in Nederland en Denemarken. 

Contactpersoon: dr. Frans Fluttert, f.fluttert@fpcvanmesdag.nl

Een moreel beraad is een gesprek waarin medewerkers gezamenlijk een ethische kwestie uit hun werk bespreken. Dit gesprek gaat gestructureerd, aan de hand van een gespreksmethodiek/stappenplan en met behulp van een getrainde gespreksleider. Tijdens een moreel beraad wordt een concrete casus, een dilemma, uit de dagelijkse praktijk onderzocht. Daarbij is niet alleen de uitkomst van belang, het proces van samen onderzoeken is leerzaam.
Moreel Beraad heeft binnen Mesdag een prominente plek in de vergaderstructuur. Het kan medewerkers ondersteuning bieden bij het maken van soms complexe afwegingen. Daarnaast houdt het je (moreel en forensisch) scherp. Want juist door samen na te denken, waarbij de methode je als het ware ‘dwingt’ om in de schoenen van een ander te gaan staan, kom je verder in je eigen denken.

De implementatie van moreel beraad wordt gevolgd door promotieonderzoek. Dit onderzoek focust zich op de volgende drie deelgebieden:

  1. De kwaliteit van de dialoog binnen het moreel beraad.
  2. De morele sensitiviteit van medewerkers
  3. Gezamenlijk moreel beraad (patienten en medewerkers), methode en eerste resultaten.

Contactpersoon: Swanny Kremer, MSc, s.kremer@fpcvanmesdag.nl

Met dit promotieonderzoek wordt beoogd om de inzet van moreel beraad binnen de forensisch psychiatrische context, specifiek in FPC Mesdag, verder te versterken en te verduurzamen. Het doel is om te achterhalen welke factoren bijdragen aan het duurzaam implementeren van moreel beraad, zodat moreel leren structureel wordt gestimuleerd en de kwaliteit van zorg daadwerkelijk toeneemt.

Het onderzoek richt zich daarom op het verbeteren van de borging en consistentie van moreel beraad in de praktijk. De centrale vraag is hoe moreel beraad duurzaam kan worden ingebed binnen de organisatie en hoe gespreksleiders hierin blijvend kunnen worden ondersteund. Er wordt gekeken naar knelpunten, ondersteuningsbehoeften, organisatorische randvoorwaarden en mogelijke interventies die de effectiviteit en bestendiging van moreel beraad bevorderen. Hoofddoelstelling van het onderzoek: het ontwikkelen van kennis over welke interventies nodig zijn om moreel beraad structureel en duurzaam te implementeren binnen de forensisch psychiatrische zorgpraktijk.

Contactpersoon: Wouter Bosma, w.bosma@fpcvanmesdag.nl

Ondanks de verscheidenheid aan wetenschappelijke studies die aantonen dat forensisch psychiatrische patiënten vaak niet alleen dader, maar zelf ook slachtoffer zijn, is aandacht voor dit slachtofferschap onvoldoende geborgd in de forensische zorg. In een sector waarin de nadruk ligt op risicomanagement en het terugdringen van recidiverisico, bestaat de kans dat het eigen slachtofferschap van de forensische populatie onvoldoende wordt onderkend als relevante factor voor behandeling. Onbehandelde trauma's kunnen leiden tot disciplinaire problemen, kwetsbaarheid voor verder slachtofferschap en verslechtering van het klinisch toestandsbeeld. Onderzoek heeft aangetoond dat het meemaken van traumatische gebeurtenissen onder andere kan leiden tot: verminderde emotieregulatie, impulsiviteit, agressie, middelengebruik beperkte copingvaardigheden en een beperkt bewustzijn van de eigen emotionele belevingswereld. Er is echter weinig inzicht in hoe de gevolgen van trauma het behandelproces beïnvloeden nadat iemand is opgenomen in de forensische zorg. Zijn patiënten met onverwerkte trauma's bijvoorbeeld wel in staat om te profiteren van de behandeling die hen wordt geboden? Met dit promotieonderzoek wordt beoogd bij te dragen aan de kennis en het inzicht op dit gebied.

Op dit moment wordt door middel van een scoping review de huidige evidence base wat betreft de relatie tussen trauma en responsiviteit in kaart gebracht. Daarnaast wordt dossieronderzoek uitgevoerd naar de positionering van traumabehandeling in het tbs-traject, en wordt de geldende best practice geïnventariseerd aan de hand van een vragenlijstonderzoek uitgezet bij alle FPC’s, FPK’s en FPA’s in Nederland. Deze onderzoeken maken tevens deel uit van de KFZ-call 'traumabehandeling en responsiviteit in de forensische zorg' (call 2022-182). 

Contactpersoon: Femke den Besten, Msc, f.den.besten@fpcvanmesdag.nl

Binnen de forensische geestelijke gezondheidszorg is het een uitdaging om persoonsgerichte zorg te bieden. Patiënten krijgen vaak verplichte behandeling en moeten leren omgaan met zowel hun psychische problemen als de beperkingen van een beveiligde omgeving. Toch is juist in deze context aandacht voor herstel, eigen regie en zingeving essentieel.

Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een nieuw hulpmiddel waarmee patiënten en verpleegkundigen samen beter inzicht krijgen in iemands functioneren, gezondheid en herstelbehoeften. Het instrument is gebaseerd op de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) van de Wereldgezondheidsorganisatie. De ICF kijkt niet alleen naar ziekte, maar vooral naar wat iemand wél kan en hoe fysieke, psychische en sociale factoren elkaar beïnvloeden.

Met dit gedeelde beoordelingsinstrument kunnen verpleegkundigen samen met patiënten hersteldoelen formuleren, zorg afstemmen op individuele behoeften en de voortgang op een eenduidige manier meten. Zo wordt de zorg persoonlijker, transparanter en beter onderbouwd.
Het project loopt van 2024 tot 2028 en bestaat uit vijf fasen: van het ontwikkelen en testen van het instrument tot het trainen van verpleegkundigen en het onderzoeken van de effecten in de praktijk. Uiteindelijk moet dit onderzoek bijdragen aan een meer mensgerichte en effectieve forensische zorg, waarin herstel, veiligheid en kwaliteit van leven hand in hand gaan.

Contactpersoon: Rene Janssen, MSc, MANP, r.janssen@vanmesdag.nl

Algemeen: Forensische assertive community treatment (ForFACT) is internationaal effectief gebleken bij het voorkomen van arrestaties en gevangenisstraffen. Ook in Nederland is het Forensisch Flexibel Assertive Community Treatment (ForFACT) model sinds 2007 geïmplementeerd en groeit het aantal teams snel. Hoewel onderzoek aantoont dat ForFACT leidt tot verbeteringen in psychische en sociale functies en minder recidive, is er weinig kennis over de effectiviteit en toepassing in Nederland.

Een belangrijk aandachtspunt is de overlap tussen forensische en reguliere psychiatrische zorg, waardoor patiënten soms tussen systemen “vastlopen.” Daarom wordt het Risks Needs Responsivity (RNR) model gebruikt om behandeling beter af te stemmen op risico’s, behoeften en responsiviteit van patiënten. Onderzoek laat zien dat de integratie van deze modellen beter kan, maar er is weinig inzicht in hoe patiënten en professionals deze benaderingen ervaren.

Doelstelling: Het doel is om succesfactoren, uitdagingen en de bijdrage van ForFACT en het RNR-model aan herstel beter te begrijpen en zo de kwaliteit van forensische zorg te verbeteren.

Onderzoek: Om dit te onderzoeken is een gezamenlijk project opgezet in Noord-Nederland met zes ForFACT-teams. Via kwalitatieve interviews worden ervaringen en perspectieven van patiënten en professionals verzameld.

Contactpersoon: René Janssen, MSc, MANP, r.Janssen@vanMesdag.nl

Het onderzoeksprogramma MOPHAR (Monitoring Outcomes of Psychiatric Pharmacotherapy) is ontwikkeld binnen GGZ Drenthe en wordt inmiddels uitgevoerd in samenwerking met meerdere forensische en niet-forensische GGZ-instellingen in Noord-Nederland. Het doel van MOPHAR is om de veiligheid, effectiviteit en kwaliteit van medicamenteuze behandeling bij psychiatrische patiënten beter te kunnen volgen en verbeteren.

Veel mensen met psychische aandoeningen hebben ook lichamelijke klachten of een verhoogd risico op gezondheidsproblemen. De bijwerkingen van psychofarmaca kunnen deze risico’s verder vergroten. Toch wordt in de praktijk nog vaak beperkt en onregelmatig gemonitord. MOPHAR biedt hiervoor een oplossing door een gestandaardiseerd monitoringsprogramma te integreren in de reguliere poliklinische zorg.

Binnen MOPHAR worden op systematische wijze gegevens verzameld over medicatiegebruik, lichamelijke gezondheid, bijwerkingen en behandelresultaten (Routine Outcome Monitoring). De verzamelde informatie maakt het mogelijk om verbanden te onderzoeken tussen patiëntkenmerken (zoals leefstijl, genetische aanleg en comorbiditeit) en behandeluitkomsten of bijwerkingen van psychofarmaca.
Het onderzoek is een langlopend, observationeel cohortonderzoek onder volwassen patiënten. De belasting voor deelnemers is minimaal: een extra buisje bloed bij de reguliere bloedafname en enkele korte vragenlijsten of computertaken. Er vinden geen experimentele behandelingen plaats.

De kennis die MOPHAR oplevert, draagt bij aan meer gepersonaliseerde, veilige en effectieve farmacotherapie in de GGZ. Door structureel te monitoren en gegevens te bundelen tussen instellingen, wordt niet alleen de kwaliteit van zorg verbeterd, maar ook de samenwerking binnen de geestelijke gezondheidszorg in Noord-Nederland versterkt.

Contactpersoon: René Janssen, MSc, MANP, r.Janssen@vanMesdag.nl

  • Bakke. M., Fluttert, F.A.J. & T. Juritzen (2025). Managing the Unpredictable – Discourses of Power and Knowledge in Mental Health Risk Management. Nursing Inquiry, 32(3), e70032,  https://doi.org/ 10.1111/nin.70032
  • Fluttert, F.A.J. (2025). Risk Management and Self-Management Navigating Patterns of Vulnerability in  Behavioural Dysregulation. J. Bosker, A. Menger & V. de Vogel (Reds) Forensic Social Work: How to Support Desistance. Publisher SPW
  • Fluttert, F.A.J. & W.J. Canton (2025). Forensische Psychiatrie (Forensic Psychiatry). In: Clijsen, M., Garenfeld, W., Klijs, C., Stringer, M. & van Piere, ~M. (Reds.), Leerboek Psychiatrie voor Verpleegkundigen (Textbook:  Psychiatry for Nurses). Bohn, Stafleu & van Lochem
  • Ferreira, A., Maravilha, A., Fluttert, F., Rosa, A., Sousa, L., Tomás, J., & Sá, L. (2025). Risk Management           of Aggressive Behaviors in Mental Health Units for Adolescents: A Scoping Review. Encyclopedia, 5(3), 144. https://doi.org/10.3390/encyclopedia5030144
  • Kremer, S., Spreen, M., Stolper, M., & Molewijk, B. (2025). Does facilitation improve moral case deliberation quality? Nursing ethics, 9697330251374396. Advance online publication. https://doi.org/10.1177/09697330251374396
  • Lettinga, J.R., Heetla, H.W., & Fluttert, F.A.J. (2025). Exploring Clozapine's Efficacy in Managing Aggression: A Multiple Single-Case Study in Forensic Psychiatry. International Journal of Clinical Case Reports and Reviews, 28(1), https://doi.org/:10.31579/2690-4861/898
  • Bosma, W., van der Meijde, J., & Kremer, S. (2024). Met een ijsje bij oom op schoot. In J. van Vliet (Red.), Zedendelinquenten, Analyse, Begeleiding en Resocialisatie. Uitgeverij SWP.
  • Fluttert F.A.J. (2024). Risicobeheersing en zelfmanagement via kwetsbare patronen van zelfontregeling. In J. Bosker & A. Menger (Reds.), Werken in een gedwongen kader. Methodiek voor het forensisch sociaal werk. Uitgeverij SWP
  • Kremer, S. (2024). Eén is Geen. [Recensie van het boek Moral Case Deliberation with prison staff: Moral themes, evaluation and impact on moral craftsmanship, van Schaap, A.I.]. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 33(2), 108-112. https://doi.org/10.54431/jsi.834
  • Kremer, S. (2024). Oud? En Nieuw! Moreel beraad als vorm van ethiekondersteuning. In J. Bosker & A. Menger (Reds.), Werken in een gedwongen kader. Methodiek voor het forensisch sociaal werk. Uitgeverij SWP
  • Mistler, L.A., Almvik, R., Fluttert, F.A.J., Øyvind, L., Hassiotis, A., Manton, M., & J. Pekara (2024). Violence Risk Assessment. In N. Hallet, R. Whittington, D. Richter & E. Eneje (Reds), Coercion and Violence in Mental Health Settings, Causes, Consequences, Management. Springer publishers.
  • Van den Bergh, D., Schuringa, E., & Wagenmakers, E. (2024). Augmenting predictive models in forensic psychiatry with Cultural Consensus Theory. Journal of the royal statistical society series C: applied statistics, 73(2), 540–556. https://doi.org/10.1093/jrsssc/qlad109
  • Vogel, V. de, Keulen-de Vos, M., Bogaerts, S., Bulten, E., Delforterie, M., Schuringa, E., & Horst, P. Ter    (2024). Werkt forensische behandeling?: Een compilatie van onderzoek naar behandeleffectiviteit in de Nederlandse klinische forensische zorg. Tijdschrift voor             Forensische Psychiatrie en Psychologie, 2(1), 7-27.
  • Candel. I., & den Besten, F.D.A. (2023). Op de Rem: Het voorkómen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de forensische zorgrelatie. Sancties, 64(5), 259-264.
  • Den Besten, F.D.A., Castelein S., Schuringa, E., & de Jong, S. (2023). Gedeelde besluitvorming in het gedwongen kader: vier casestudies uit de tbs. Tijdschrift voor Psychiatrie. 65(4), 248-252.